De Sloper
Midden tussen de huizen van de stad. liggen tuinen om van te dromen. maar het duurt niet lang, niet lang meer, voor de slopers komen. De felgroene geverfde pergola. met zonnebloemen van goud,het bloemperk met geurige kruiden. en de tuindeur van hout. Als de grijper komt, zal dit verdwijnen, niets blijft er over van deze pracht, en onder het kraken, knarsen en knetteren. opent hij zijn bek en lacht. Het terrein is vlak: er wordt gebouwd. en spoedig staat er een groot huis. Vrolijke kindergezichten. kijken door de ramen van hun thuis.