Op zee spreek je geen Zweeds of Engels.
Op het water spreek je schipperslatijn.
Die taal raakt trouwens kant noch wal,
want niets is zoals het zou moeten zijn.
Links en rechts bestaan er niet.
Je moet er bak- of stuurboord zeggen.
Al zit links geen bak en rechts geen stuur.
En niemand die dat kan uitleggen!
Als je wilt slapen dan ga je onder zeil.
Al lig je gewoon onder een deken.
En je gaat niet naar bed, maar je gaat te kooi.
Hebben ze soms niet goed gekeken?
Het raam is een patrijspoort.
Een scheepshut een kajuit.
Die woorden slaan toch nergens op?
Ze staan als een vlag op een modderschuit.
Je stuur heet aan boord ineens een roer.
Kombuis is het woord voor keuken.
Het meest normale woord is al gek.
Maar wat dacht je van de spreuken?
Bij nood moet alle hens aan dek!
Maar het meervoud van hen is hennen…
En al roepen ze het honderd keer,
er is nooit één kip te bekennen.
Als je op wacht staat houd je
een oogje in het zeil,
nou, zo zie je dus geen moer!
Dan krijg je dus zo een aanvaring
en is iedereen in rep en roer!
Nee, schipperslatijn is niets voor mij.
Er is geen peil op te trekken.
Het is ook geen taal voor zeelieden.
Het is een taal voor gekken.
Jan Paul Schutten
Illustratie Tom Schamp