Er was eens een man met een zwarte hoed
een masker, een cape en een zwaard.
Hij schermde met schurken. Dat deed hij goed.
Dan reed hij weer door op zijn paard.
Hij vocht tegen onrecht, waagde zijn leven.
Zo’n man zou je wel een medaille geven.

Zo’n man was een held.
Zo’n man was een held.
Zo’n Zorro was zeker een held.

Er was eens een man in een duister woud.
Die man schoot een luis van een hoofd.
Hij gaf aan de armen zilver en goud.
Dat had hij van rijken geroofd.
Hij vocht tegen onrecht, waagde zijn leven.
Zo’n man zou je toch wel een standbeeld geven.

Zo’n man was een held.
Zo’n man was een held.
Zo’n Robin Hood dat was een held.

Er was eens een ridder, een edelman.
(Een ridder was altijd een heer.)
Hij liep in een harnas, daar hield hij van,
dat woog veertig kilo of meer.
Hij vocht voor de eer, hij waagde zijn leven.
Zo’n heer zou je toch wel een lintje geven.

Zo’n heer was een held.
Zo’n heer was een held.
Zo’n ridder was zeker een held.

Ik vecht niet zo graag, ik ben slecht in sport.
Ik kan ook niet goed tegen bloed.
Mijn vader wil dat ik voetballer word.
Zodat ik op voetballen moet.
Maar daar op die club, daar heb ik geen leven.
Ik hoop dat mijn vader het op gaat geven.

Want ik ben geen held.
Want ik ben geen held.
Want ik ben geen held op het veld.

Imme Dros

Illustratie Lobke van Aar