‘Jij moet het doen,’ zei Mirko.
Hij tuurde naar het open raam op de derde verdieping.
‘Ik? Waarom ik?’
Anton stapte achteruit. Mirko deed meteen een stap naar voren.
Twee schaduwdansers in de sneeuw.
‘Jij bent net zo groot,’ zei Mirko.
Hij wees met zijn kin naar de kerstman tegen de huisgevel.
Ook aan andere huisgevels hing zo’n stomme pop.
Anton ademde op zijn vingers en wreef zijn handen tegen elkaar.
Mirko stampvoette van de kou. Er zat een groot gat in zijn linkerschoen.
‘Geef toe, het is een geniaal plan,’ zei hij.
Anton zweeg.
Mirko keek hem scherp aan. ‘Ik het brein, jij de spieren,’ zei hij. ‘Niemand klimt zo snel als jij.’
Anton glimlachte flauw. De kou hapte in zijn vingers. Zijn maag gromde. Hij knikte langzaam.
‘Goed zo,’ zei Mirko met een brede glimlach.
In een mum van tijd klauterde Anton langs de regenpijp tot bij de plastic kerstman.
Hij maakte de pop los en wierp het ding in de armen van zijn vriend. Behendig liet hij zich weer naar beneden glijden.
Mirko kleedde de kerstman uit. ‘Nooit gedacht dat ik met de poppen zou spelen,’ grijnsde hij.
Hij gooide Anton de rode broek en vest toe.
Anton lachte niet. Wat als ze betrapt werden? Hij schudde zijn hoofd, wou er niet aan denken.
‘Haha,’ grinnikte Mirko. ‘De kerstman in zijn blootje. Eigen schuld. Had hij voor ons ook maar cadeautjes moeten brengen.’
Hij walste een paar rondjes met de pop in de sneeuw en dumpte hem toen achter de hoge haag van het huis ernaast.
‘Morgen schrikken de bewoners zich een hoedje. Ze denken vast dat er een lijk in de tuin ligt.’
Nu moest ook Anton lachen. Hij zag het al zo voor zich.
Eén ding was zeker, met Mirko verveelde je je nooit.
Snel als een aapje werkte Anton zich opnieuw langs de regenpijp naar boven.
Een auto zoefde voorbij. Anton bevroor.
Het felle licht van de koplampen gleed over hem heen.
De auto verdween met een zacht ronkend geluid om de hoek.
Anton blies een lange adempluim uit.
‘Toe dan, waarop wacht je?’ siste Mirko.
Mirko had makkelijk praten, dacht Anton.
Bij het minste onraad kon hij wegduiken in de struiken en ongezien verdwijnen.
Maar zelf kon hij geen kant meer uit.
Terugkeren durfde hij echter niet. Mirko zou hem uitschelden of, erger nog, hij zou hem uitlachen, hem een mietje noemen.
Anton klemde zijn lippen op elkaar. Hij spande zijn spieren en klom verder tot bij het open raam.
‘Kijk, die kerstman!’ riep een meisjesstem. ‘Net een inbreker! Cool!’
Een mannenstem gromde iets terug.
Je moest eens weten, dacht Anton. Hij verroerde zich niet, wachtte tot het weer stil was.
‘Schiet op!’ riep Mirko.
Soepel hees hij zich over de vensterbank naar binnen. Zijn hart hamerde als een gek.
Hij leunde met zijn hoofd tegen de muur en liet zijn ogen wennen aan het duister.
De kamer was volgestouwd met allerlei voorwerpen. Dit was vast het berghok.
Behoedzaam kwam hij weer overeind. Nog net op tijd greep hij een paar bezemstelen vast die kletterend tegen de grond dreigden te vallen.
Voorzichtig zette hij ze weer op hun plaats, opende de deur en glipte langs de trap naar beneden.
Er hing een zoete geur in huis. Gember en gebak.
Het deed hem aan zijn oma denken, zijn oma met haar lange, magere vingers, het grijze hoofddoekje en de zwarte, glimmende schort.
Het leek of hij haar zo kon aanraken. Ze stond in haar kleine keuken bij het aanrecht en reikte hem een beker warme melk met honing aan.
‘Helemaal opdrinken, daar word je groot van,’ glimlachte ze.
Zijn arm strekte zich uit in het donker.
Mirko zou hem hiervoor uitlachen. Mirko, die buiten ongeduldig op hem wachtte en wiens hart kouder was dan steen.
Snel trok hij zijn hand terug. Oma was al lang dood.
De gezellige keuken met het bekraste aanrecht en de ronde, houten tafel waaraan hij uren had zitten tekenen, zou hij nooit meer terugzien.
De lichtjes van de kerstboom in de woonkamer gingen aan en uit.
Anton schuifelde er geruisloos naartoe.Hij spitste zijn oren. Het huis was stil. Niets bewoog.
Gerustgesteld knipte hij zijn zaklamp aan.
Onder de kerstboom lagen pakjes. Wel zeker vijftien.
‘Zoek naar iets elektronisch. Iets wat we kunnen verkopen. Een gsm of computerspelletjes.
Een laptop zou natuurlijk de max zijn,’ had Mirko gezegd.
Anton greep een groot pak vast en woog het in zijn handen. Zwaar genoeg om waardevol te zijn?
Hij had geen idee, draaide het pak besluiteloos om en om in zijn handen. Kon hij het papier zomaar stukscheuren?
‘Je bestaat!’ zei iemand achter hem.
Anton schrok. Bijna liet hij het pak uit zijn handen vallen. Langzaam draaide hij zijn hoofd.
Op de drempel van de woonkamer stond een meisje met blonde krullen, niet ouder dan een jaar of zeven.
Ze was op blote voeten en droeg een pyjama met hondjesmotief.
De hondjes hadden een veel te grote neus en hun tong hing onwijs ver uit hun bek.
‘Jij bent de kerstman!’ zei het meisje met grote ogen.
Anton voelde snel of zijn baard nog wel goed zat. Hij knikte.
‘Marjan heeft gelogen,’ zei het meisje boos.
‘Marjan?’
‘Mijn zus. Ze zegt dat je niet bestaat. Ze doet altijd naar tegen me.’
‘Domme meid,’ zei Anton.
‘Ja, ze is niet echt slim.’
‘Misschien doet ze daarom zo naar,’ zei hij.
Het meisje dacht even na. ‘Misschien wel,’ zei ze toen.
Ze wees naar het pak in zijn handen. ‘Voor wie is dat?’
Anton aarzelde. ‘Verrassing,’ zei hij. ‘Ik verklap niks.’
Het meisje straalde. ‘Ik ook niet,’ zei ze. ‘Ik verklap ook niks.’
Anton schoof het pak terug onder de kerstboom. Zijn maag rammelde.
‘Wil je een koekje?’ vroeg het meisje.
‘Heb je niks hartigers?’
‘Kom. Maar je moet heel stil zijn.’
Ze slopen samen naar de keuken.
Daar zette het meisje allerlei lekkers op de tafel.
Pasteitjes en kip. Chocolademelk. Gevulde bonbons.
Anton at en dronk. Het meisje vroeg honderduit, wou alles weten over de kerstman.
Na een poosje begon ze te geeuwen.
‘Bedtijd, jongedame,’ zei Anton.
‘Eerst nog een verhaaltje.’ Het meisje kroop op zijn schoot en legde haar hoofd tegen zijn schouder. Ze rook naar bloemetjeszeep.
Hij vertelde. Over kleine Anton en zijn vriendjes, die met zelfgemaakte sterren van karton langs de huizen gingen, terwijl ze kerstliedjes zongen.
Met de woorden kwamen de herinneringen. En de warmte.
‘Ga je weer naar huis?’ vroeg het meisje slaperig toen hij zweeg.
Anton legde een vinger op zijn mond. ‘Ssst.’
‘Je bent lief, kerstman.’
‘Waar bleef je zolang?’ mopperde Mirko. Met beide armen sloeg hij de kou uit zijn dunne jas.
Anton antwoordde niet. Hij dacht aan het meisje, dat nu op de bank bij de kerstboom lag te slapen. Hij had een dekentje over haar heen gelegd.
Mirko duwde ruw tegen zijn schouder. ‘Laat zien, wat heb je voor me?
Het kan maar beter de moeite zijn!’ dreigde hij.
Het raakte hem niet. Deze keer niet.
Anton tastte in zijn zakken. ‘Voor je rendier,’ had het meisje gezegd.
‘Nou, kom op, wat heb je daar?’ drong Mirko aan.
‘Je raadt het nooit,’ glimlachte hij.
Een verhaal van Gerda de Preter
Illustratie: Tom Schoonooghe
Coverbeeld (homepage): Tom Schamp
Uit: BoekieBoekie Winternummer 69