Ik was geen geduldig kind. Als ik iets wilde, wilde ik het meteen. Als ik het niet kreeg, huilde ik. Later, toen ik iets groter werd, huilde ik niet meer, maar ging ik schreeuwen.

Nog iets ouder, piepte ik in plaats van schreeuwen en toen ik zo groot was dat ik in een dadelboom kon klimmen, ging ik zeuren. Mijn broers, zussen en vrienden konden er erg geïrriteerd door raken, maar mijn opa niet – en hij was een wijze man in het dorp. Hij dacht na over een oplossing, zodat ik een geduldig kind kon worden. Op een dag liep ik met mijn opa door het dorp en vroeg hem naar de betekenis van geduld. Hij zei: ‘Geduld betekent dat je genoeg tijd geeft aan je dromen, zodat ze bij je aankomen zonder haast. Haast maakt dromen moe. En jou ook.’ Hij wees naar de hemel en zei: ‘Kijk eens naar de wolken. Ze hebben geen ogen, geen oren, geen voeten of handen. Maar als je leert geduldig te zijn, kun je zelfs een wolkenherder worden.’

‘Een wat?’ vroeg ik verbaasd, want ‘wolkenherder’ klonk magisch. ‘Wolkenherder, opa? Is dat mogelijk?’

‘Jazeker.’ Toen ik hem vroeg hoe ik kon leren geduldig te zijn, vertelde hij dat ik schaapherder moest worden. De volgende dag vroeg ik onze oude buurman, die tien schapen had, of ik zijn kudde mocht hoeden. De oude man was blij, want zijn schapen hadden gras nodig en hij kon zelf niet zo ver meer lopen. Ik nam een beetje water, wat brood, een stok en onze hond mee, en ging met de schapen op pad. En inderdaad, wat was werken als herder in het begin saai. Heel erg saai. Schapen praten niet en het enige wat ik moest doen, was volgen. Aan het begin van de dag dacht ik – net als iedereen in mijn familie – dat ik na een uurtje alweer terug zou gaan naar huis. Maar ik besloot om geduldig te zijn, zelfs toen het water en het brood op waren. Vlak voor de zon onderging, bracht ik de tien schapen terug bij de oude buurman en ging naar huis. De schapen zaten vol. Ik had honger en dorst. Misschien was het de langste dag in mijn leven, maar zeker de belangrijkste. Want vanaf die dag begon ik steeds geduldiger te worden. Elke dag daarna dat ik met de schapen op pad ging, werd het makkelijker, omdat ik geduldiger werd.

Na een paar weken kende ik de schapen en de hond en hoefde ik me geen zorgen meer te maken, want ze konden goed op zichzelf letten. In plaats van schreeuwen, zeuren of piepen, keek ik om mij heen. Naar de vogels, de bomen. Ik keek naar kleine insecten, rondfladderende vlinders en voorbijschietende hazen en bedacht hoe mooi de wereld was. Ik luisterde naar het ruisen van het riet, het zingen van de boelboels en het malen van de schapenkaken. Ik at van mijn brood, zocht bessen of kauwde op een grasstengel. Op een dag zag ik een wolk die langzaam richting het zuiden dreef. Een andere wolk volgde haar, en daarachter weer een en weer een. Ik deed mijn ogen dicht en dacht dat ik achter die wolken liep. Daarboven, in de hemel. Toen ik mijn ogen weer opendeed, was het alsof ik net uit een droom wakker werd. Een droom waarin ik geen herder van schapen, maar een herder van wolken was. Meteen dacht ik aan de woorden van mijn opa…

Dit verhaal komt uit BoekieBoekie #89: Kriskras door de Beeldentuin. Schrijvers, illustratoren gingen samen met kinderen naar het Kröller-Müller Museum. Gewapend met pen en papier gingen we op pad. De een schreef en de andere tekende. Toen we klaar waren, lieten we aan elkaar zien wat we beleefd hadden. Wil je ook meewerken aan BoekieBoekie? Vul de vragenlijst in en wie weet, verschijnt BoekieBoekie weer als tijdschrift.

Dit is een van onze avonturen, geschreven door Rodaan Al Galidi bij het beeld De Wolkenherder van Jean Arp. En Britt Venbrucx deed mee met de stArt Award 20212 en dit is haar inzending. Haar werk staat ook in BoekieBoekie #89.