Pinokkio was nog nooit naar school geweest, dat leek hem oersaai en stomvervelend, maar nu was hij er toch, in zo’n gebouw, in zo’n klas. Een of ander avontuur had hem daar naar binnen gesmeten, en het volgende avontuur lag al op de loer, dat wist hij, dat las hij in de ogen van Conchita.
De juf had Conchita al drie keer geroepen, maar ze reageerde nergens op. Ze staarde wazig naar Pinokkio. Neem me mee, zeiden haar ogen, neem me mee, anders word ik gek.
Dit is het, dacht Pinokkio, zo voelt het dus. Dit is het begin van zo’n ander avontuur, waar je de wijde wereld niet voor in hoeft, waar je gewoon voor thuis kunt blijven, samen op de bank met een zak popcorn.
Intussen liep de juf hoogst verbaasd op Pinokkio toe, die daar midden in die klas wat stond te dromen. ‘Jongeman,’ riep ze, ‘wat moet dat? Dit is een school, hier wordt gewerkt, ga zitten of verdwijn.’
Zitten, dacht Pinokkio, ik kijk wel mooi uit. Met zo’n boekje voor mijn neus zeker, dingen lezen die je ook kunt meemaken. Leren doe je in de buik van een haai, aan een ketting in een hondenhok, bungelend in een oude eik, maar niet in een schoolbankje boven een boek met een juf voor de klas.
Plotseling sprong Pinokkio naar voren, hij greep Conchita bij de hand en rende met haar de klas uit.
‘Pas maar op, harlekijn,’ riep de juf hem nog na, ‘een houten hart breekt voor je het weet.’
‘Mijn hart wordt nog wel van vlees en bloed,’ fluisterde hij Conchita in het oor, ‘wacht maar af, ik ben op weg een echte jongen te worden.’
‘Ik houd niet van echte jongens.’
Toen werd het Pinokkio wazig voor zijn ogen. Wat een prinses, wat een droomprinses. Ze had liever een harlekijn!
Vanavond, dacht hij, maken we een kampvuur. We gaan ons warmen, hand in hand. En dan vertel ik haar mijn avonturen. Misschien vertel ik er dan wel bij dat dit… dit… hier samen zitten bij het vuur, het allermooiste avontuur is dat zelfs een gebroken hart niet ongedaan kan maken.
Mohana van den Kroonenberg
Illustratie Jeroen Funke